Van ooit tot ooit

[mvc_button anim_style=”shadow” shadow_trans=”hvr-glow” btn_text=”Smartphone? Landschapsmodus.” btn_size=”8″ btn_clr=”#ededed” btn_bg=”#a50000″ btn_icon=”fa fa-info-circle” padding_top=”1″ padding_left=”0″ btn_radius=”1″ btn_border=”#90c8db” border_width=”1″]

[I]k ben nog net niet in een gitaarkoffer geboren. Ik speel al gitaar zo lang ik me kan heugen. De basis leerde ik van mijn vader, de rest ontwikkelde ik zelf door onophoudelijk te spelen en mijn grenzen te verleggen. Dat doe ik nog steeds. Als ik zonder gitaar op de bank zit, mis ik een stuk van mezelf. Niets heerlijker dan gewoon wat te zitten pielen. Je raakt nooit uitgeleerd.

Soms is het ook aardig om te zien welk muzikaal pad je tot nu toe eigenlijk hebt afgelegd. Ook de tijd heeft elke toon geslepen die in me opkomt, die ik voel, speel en wil laten horen omdat hij, al is het maar een seconde, iets te zeggen heeft. Daarom hieronder een willekeurige greep uit mijn levensarchief. De nadruk erin ligt nu op de muziek. De gelijktijdige ontwikkeling van mijn schrijftalent komt later een keer aan de orde.

van ooit
  • Aanstichter

    Mijn vader Jan (1927-1976) terwijl hij zich samen met een paar kameraden uit het Korps Mariniers vermaakt. Vast met naoorlogse retro-knallers zoals ‘s Avond bij het licht der sterren en Sarie Marijs.

    Geen idee waarom hij ooit de gitaar oppakte. Evenmin hoe en wanneer. Hierover te weinig met hem kunnen praten, omdat hij al moest hemelen toen ik het leven net zo’n beetje door begon te krijgen. Maar in ieder geval heb ik het van hem. En een beetje van Maggi.

  • Knaapje

    Knaapje in wording. Luisterend naar de naam ‘Ton’, wat in een andere taal in ieder geval al ‘klank’ betekende. Allang met muziek bezig.

    Ik was aan zakradio, Top-40, pick-up en muziekbladen gekluisterd. Kende alle bands en songs.

    Ondertussen leerde ik van mijn vader de gevoelige vingertjes op de harde snaren van zijn stroeve akoestische Egmond leggen. De jazzgitaar met de bekende f-sleutels, die ik op een blauwe maandag met bonte jaren ‘60 kleuren beschilderde, had een belachelijk hoge actie: je kon zowat een boterham tussen de snaren en de toets schuiven. Sindsdien voelde de toets van welke volgende gitaar in mijn leven dan ook, aan als een maagdendij.

    Gitaar leren spelen is hetzelfde als bier leren drinken. Doorbijten bij de eerste bittere hobbel. Achter die letterlijke beproeving ligt een onvermoed paradijs, vooropgesteld dat je het goed beheert.

    Vanaf dat moment zou ik ook elke andere aspirant-gitarist blijven adviseren om eerst te beginnen met een akoestische. Begin je met een elektrische – dat o zo verleidelijke scheurijzer – dan raak je speeltechnisch te snel verwend. In bepaald opzicht is een akoestische gitaar natuurlijk hetzelfde als een elektrische gitaar – alleen heel anders.

  • Tassen vol

    Mijn Philips mono pick-up en latere Dual stereo platenspeler waren onverzadigbaar.

    Ik herinner me als de dag van gisteren hoe ik, na een maand vakantiewerk op de bank waar mijn vader werkte, in de middagpauze met mijn loonzakje naar de platenzaak op de begane grond ging, de verkoper een zorgvuldig samengestelde lijst overhandigde en een uurtje later de afdeling weer opkwam met zo’n 60, 70 LP’s. Je had iedereen moeten zien kijken. Maar ik had mooi Deep Purple, Genesis, The Colllectors, Jimi Hendrix, The Doors, Emerson Lake & Palmer, David Bowie, Leonard Cohen, Randy Newman, James Taylor, Yes, Crosby Stills Nash & Young, en… en…

    Ik bleef de collectie door de jaren heen aanvullen. Aardige bijkomstigheid is, dat het merendeel van de vragen en reportages bij de jaarlijkse Top 2000 mede hierdoor weinig geheimen voor me bevatten. Leuk is dat altijd.

  • Driemanschap

    Het driemanschap dat ik, na de oude Egmond, met dubbele krantenwijken en vakantiewerk bij elkaar spaarde.

    Een klassieke Yamaha G55a, een Galson SG (imitatie Gibson) en een 12-snarige Yamaha FG-260.

    Bij elkaar besloegen ze alle uiteenlopende stijlen die ik wilde uitdiepen. Die Galson kocht ik stiekem, omdat ik zonder medeweten van mijn ouders mijn spaarbankboekje leegtrok (dat kon toen nog…). Als ik die gitaar maar had. De rest zag ik wel.

    Maar je ziet het goed, want de kop van de meest rechtse…

  • 12 - 6 = 6

    Omdat ik geen geld meer had voor een gitaarkoffer, vervoerde ik de 12-snarige Yamaha in de meegeleverde kartonnen doos. Onderweg op mijn Zündapp schoot hij er al gauw een keer uit. Ik kan het geluid waarmee hij op de straatstenen kletterde, samen met het open wanhoopsakkoord van alle 12 snaren, nog steeds horen. Bij mijzelf brak er ook iets.

    In de gitaarzaak werd het instrument als afgeschreven beschouwd. Los van het afgebroken stuk, zat er ook een scheurtje in de hals.

    Toch zou ik deze gitaar tot op de dag van vandaag ongerepareerd blijven gebruiken, zij het met 6 snaren. Hij kreeg er een opmerkelijke klank door. En werd stilaan een karakteristiek, net als dat extra gat in de gitaar van Willie Nelson. Mensen vroegen me na optredens zelfs regelmatig naar het geheim achter ‘die kop en dat bijzondere geluid.’

    Pas decennia later zou ik weer een 12-snarig broertje op de ditmaal ongeschonden kop kunnen tikken. Als een kind zo blij. Het sprankelende geluid dat me als jonge knaap zo had gebiologeerd, was weer thuis.

  • Techniek

    Ik nam mijn eerste eigen liedjes op met een Philips N2205 cassetterecorder. Tegelijk versterkte ik er mijn Galson mee, door in de opnamestand een luciferhoutje en een propje papier tussen 2 knoppen te wurmen. Lekker scheurgeluid voor powerchords en solo’s, als je het gebrek aan bastonen op de koop toenam.

    Met nog een andere cassetterecorder erbij begon ik al gauw met pingpongen: extra tracks inspelen terwijl de ene afspeelde en de andere opnam. En dan oeverloos blijven stapelen, later zelfs met een houthakkerige ritmebox die ik uit een orgel had gesloopt, en Solina- en Elka-strings voor de orchestratie. Met ‘strings’ zou ik sindsdien altijd iets blijven houden.

    Maar wat ik me uiteraard niet realiseerde, was dat ik door dat pingpongen ongelofelijk veel leerde over de basis van opname- en studiotechniek, complexe lagen, frequenties, echo, galm, geluidsstructuren, klankperspectieven, noem maar op. Ik pluk er elke dag nog steeds de vruchten van, bij nieuwe opnamen en mixen.

  • Klassiek

    Ik begon met anderen samen te spelen. Hier een uitvoering van een klassiek stuk, ingestudeerd vanaf de partituur. Maar ik had al gemerkt dat ik een eigen kant op moest. Ik schreef liever en sneller nieuwe stukken, liedjes en songs dan, zoals Jan Akkerman ooit zei, naar ‘een zooi vliegen op een blad’ te turen.

  • Spelen

    Mijn apparatuur groeide. De Philips maakte plaats voor een echte versterker en een kleine PA. En er kwamen voetpedalen bij. Ik had een speciale houten bak met distortion, flanger, chorus, delay, noem maar op. Ik begreep al gauw waarom ze in vaktermen ‘stompboxes’ heetten. Als ik live van clean naar vervormd wilde, was de klik wanneer ik op de Big Muff van Electroharmonix trapte (ontwikkeld door de drummer van Jimi Hendrix) rijen ver te horen. Zelfs als je op straat speelde.

    Maar wanneer ik in bandjes speelde, merkte ik altijd dat ik op een andere golflengte zat. Terwijl de anderen zich tevreden stelden met covers en obligate bluesjes, begreep ik maar niet waarom zo veel muzikanten bleven steken bij naäperij. Niets makkelijkers dan spul van anderen naspelen, tot op zekere hoogte. In mijn beleving veroordeelde je jezelf ermee tot de grote grijze muizerij. Waar was hun eigen gezicht?

    Het kwam doordat ik naast gitarist kennelijk ook componist en tekstschrijver was. Een voeler. Een bedenker. Een maker. En een uitwerker. Zodra iets in me opborrelde, wist ik het arragement voor de andere instrumenten ook meteen.

    Verder waren mijn teksten meestal ‘geëngageerd’, zoals dat heet. Zelf noem ik het liever ‘betrokken’. Het ging ergens over. Moest ergens over gaan. Je leven lang ‘My baby left me’ spelen, liet ik – en laat ik nog steeds – graag aan anderen over.

  • Digitaal tijdperk

    Langzamerhand kon er steeds meer. De cassetterecorder maakte plaats voor een 8-track. Die op zijn beurt voor een uitgebreidere multitrack-recorder. Maar de introductie van de Atari ST sloeg alles. Deze naar huidige maatstaven rudimentaire computer beschikte over een ingebouwde midi-interface waardoor je, via het programma Pro24, 24 aparte sporen kon opnemen (en nog veel meer, als je een beetje handig was).

    Voor iemand zoals ik was het het paradijs. Nu kon ik pas echt alles op een hoogwaardige manier inspelen en opnemen: gitaarpartijen, vocalen, bas, drums, keyboard en vrijwel elk ander instrument dat er bestond, dankzij geluidsmodules zoals de Roland MT32, U110, U220 etc. A one man’s band met orkest en al.

  • Duo

    In de tijd van de luisterliedjes ook als duo door het land getrokken. Bij gebrek aan betere apparatuur, stuurden we zowel de gitaar als de microfoons door een oude London City, met een aparte galmbak en twee forse 4×12 kasten. Zulk sjouwen, altijd.

    En maar hopen dat je niet aangehouden werd, op weg naar Graatstraterkomkommerveen, door dat touw aan de achterklep van je nog gedeeltelijk openstaande kofferbak.

  • Ton van Mourik Band

    Door de jaren heen zou ik, afgezien van enkele andere formaties, een stuk of 4, 5 bands beginnen. Daarvan was de Ton Van Mourik Band de langste tijd beschoren.


    Mooie tijd. Regelmatig opgetreden, op grotere en kleinere podia. Ik schreef de nummers, met elkaar verfijnden we ze.

  • Veelzijdig

    In feite biedt een gitaar dezelfde mogelijkheden als een piano. Het is een zowel begeleidend als zelfstandig instrument. Je kunt er volledige composities op spelen, maar ook slagpartijen, thema’s, riff’s en solo’s.

    Het verzetten of optillen van 1 vinger van je linkerhand binnen een akkoord, kan al een wereld van verschil maken. Laat staan wat het variëren met alle vingers op een positie kan betekenen. Voeg daarbij de vele technieken met je rechterhand en je ontdekt je leven lang elke dag wel weer wat nieuws.

  • ‘De speler’

    Na de Ton van Mourik Band bracht ik twee eigen cd’s uit, waaronder een instrumentale met akoestische stukken. Ze mogen dan geen Zilveren Harp of Buma Award hebben opgeleverd, wel kreeg ik op een cd-presentatie het prachtige beeldje ‘De speler’ van twee dierbare mensen. Voor mij meer dan goud waard.

    Het uiterst gedetailleerde gezicht onder de hoed, nu niet zichtbaar, lijkt overigens als 2 druppels water op me.

  • Signeren

    Ondertussen schreef ik af en toe ook een boek. Hier signeer ik een exemplaar van ‘Gluton’, de intrigerende autobiografie over de eerste 21 jaar van mijn leven – zij het uitgebracht door een uitgever die me financieel substantieel zou bedonderen. Er liggen ook al enkele eerdere cd’s en boeken, dus de pen en de gitaar trokken al gebroederlijk met elkaar op.

  • Ontmoetingen

    In de loop der jaren ook bijzondere ontmoetingen met andere bevlogen muzikanten gehad.

    Ik denk aan woordkunstenaar, zanger en gitarist Thé Lau, die me bij leven geestdriftig over zijn lievelingsbroodje in Amerika maar natuurlijk nog veel meer vertelde, op zo’n geïmproviseerd straatterrasje in een volksbuurt in Amsterdam.

    Of aan Alex Roeka, de voormalig varensgezel en al even virtuoze tekstdichter en liedjesmaker. Zo grimmig als de ogenschijnlijke vergeefsheid van sommige van zijn liedjes is, gebracht met die onnavolgbare stem en dictie die aan zijn ziel kleeft, zo inspirerend aimabel is hij in het echt.

    Aan Pim Koopman, componist, producer, en drummer van Kayak die een single van me had willen produceren, maar er geen kans toe zag en later overleed.

    En uiteraard ook aan de progressive rock band Camel, waarvan ik uitgebreid met de sympathieke bassist Colin Bass (<- je verzint het niet) sprak en op de plaat sta.

    De spil van Camel, Andy Latimer, heeft overigens veel invloed gehad op de ontwikkeling van mijn gitaarsolo’s. Waar andere sologitaristen vaak binnen 10 seconden de hele hals afrennen, beheerst Latimer tegelijk de kunst om je met maar een paar tonen, overgangen of accenten werelden te laten horen.

    Ik doe dat ook graag.

  • Rupsje nooitgenoeg

    Zoals elke gitarist weet, houdt het nooit op met gitaren. Er is altijd wel weer een andere die je hart en oren betovert. ‘Dit is hem. Ja, echt. Nee, nu heb ik alles.’

    In het Engels heet dit het ‘Gear Aquiring Syndrome’. Maar het is normaler dan je denkt. Voor een gitarist is een gitaar verfijnd gereedschap. Bij elkaar vormen al zijn instrumenten de inhoud van een gereedschapskist waaruit hij voor elke specifieke toepassing kan kiezen.

    Om eerlijk te zijn heb ik zelf onlangs toch weer een gitaar gezien, die… Niet normaal. Wat ik daarmee zou kunnen…

    Sterker nog…

    En elke gitaar, hoe onberispelijk of gehavend ook, heeft of krijgt zijn eigen verhaal.

    Zo bezat ik ooit twee Gibson Les Paul goldtop’s. De eerste, uit 1963, sprong mijn hond uit de standaard waarbij – the story of my life – de kop eraf brak. Dagen ziek van geweest. Na een wonderbaarlijke reparatie (door de vermaarde Hans Pluut. Ik schreef er het verhaal ‘Spanning in het hout’ over) moest ik ‘m later toch verkopen om de schoonmaak van asbest in een vorige woning te kunnen bekostigen. De tweede en jongere goldtop ruimde het veld toen ik later tijdelijk zou stoppen met muziek.

  • Jammerplank

    Maar er bestaan nog meer redenen waarom een gitaar ook wel ‘een jammerplank’ wordt genoemd.

    Hier betreft het een ouwe barrel waar echt niets meer mee te beginnen was. Hoewel, niets? Dan maar ‘ns zien wat er gebeurt als je hem jarenlang onbeschermd buiten laat staan. Wordt het vanzelf de spreekwoordelijke jammerplank. Maar, mooi van lelijkheid. Dat dan weer wel.

    De hardhouten plank ernaast doet me trouwens aan de gitaar van Brian May (Queen) denken. Mooi verhaal, hoe zijn vader een balk van de haardombouw gebruikte om zijn inmiddels legendarische gitaar met de hand te bouwen.

  • Klaar

    Maar opeens was er dat moment.

    Ik had al een tijd lang geen gitaar meer aangeraakt. En mijn studio stond te verstoffen. Bovendien kreeg ik een akelig, gelukkig tijdelijk gehoorprobleem. Maar ik was opeens helemaal klaar met de muziek.

    Ik had al zo veel gemaakt en gedaan. Al zo veel gezegd. Ik had geen burnout, was niet depressief, werkte gewoon door, maar kon de energie voor een nieuwe band, cd of soloproject niet meer opbrengen. Was moe van het geleur rond de zoveelste dichte deur. Moe van de arrogantie en gezapigheid binnen de muziek- en de mediawereld waarin, en niet alleen in mijn geval, veel echts en vooral veel eigens per jaar minder kans leek te krijgen.

    Dus stopte ik. Met pijn in het hart, want het voelde alsof het voorgoed was. Maar ik kon eenvoudigweg niet meer. Ik verkocht mijn studioapparatuur en een paar gitaren, en richtte me op andere dingen.

  • Onbestemd

    Ik trok jarenlang vaak de natuur in, zag de mooiste dingen in het groot en het klein, en legde ze vast. Het leverde terabyte’s aan schatten op. 

  • Archeologie

    Ook vond ik prachtige dingen met mijn metaaldetector, een andere oude liefde van me. Zoals deze bronzen vingerhoed uit de 15e eeuw (14-zoveel, dus).

    Wie had ‘m gebruikt? Gedragen bij het verstellen van kleed, jas, boezeroen, kazuifel of schort? ‘s Avonds zuchtend weggelegd, hopend op vervulling van andere dingen? En, hoe was de vingerhoed verloren? Uit een zak geglipt, uit een zadeltas gevlogen of overboord geraakt en naar de vroegere kustlijn gespoeld?

  • Wachten

    Zwervend en mijmerend vroeg ik me wel eens af, net als ieder ander, wat er gebeurd zou zijn als ik in mijn leven andere richtingen was ingeslagen.

    Misschien had ik dan wel een café gehad…

    …of een eigen radiozender.

  • Omslag

    Maar net zo plotseling als de eerdere stop, kwam de muziek op een ongekende manier terug. Je leest er op andere plekken op de site over. En wat had de digitale audiotechniek alweer grote sprongen gemaakt.

    Geen zoete invallen of demo’s meer op cassettes, die ik uit het prille begin nog steeds heb.

    Of tekstflarden op latere bierviltjes (wat hoor en bedenk je toch onbetaalbare dingen in onverwacht gezelschap onder een goed glas – of twee. Het nummer ‘Laatste ronde’ op mijn nieuwe album verwoordt dat mooi).

    Zelfs geen externe geluidsmodules meer nodig, voor welke toepassing dan ook. Leve de huidige generatie levensechte samples.

  • Kladblok

    De huidige samples zijn niet langer van echt te onderscheiden omdat ze eenvoudigweg met echte instrumenten opgenomen zijn. Zelfs amp-sims, digitale versies van zowat elke gitaarversterker met toebehoren die je je maar kunt bedenken, bezitten een verbluffende kwaliteit. Wel moet je goed kunnen tweaken en editen. Want digitaal of niet (hoewel elk digitaal signaal ergens in het proces onvermijdelijk omgezet wordt in akoestische klankgolven), het zijn en blijven je oren die je vertellen wat je precies wilt of kunt horen.

    Het beste alles-in-één kladblok voor de componist, tekstschrijver en muzikant van nu is inmiddels de krachtpatser die iPad (Pro) heet. Heb je daarop iets in de steigers, dan kan je er erna in een handomdraai mee aan de slag op je werkelijke studioapparatuur. Want ja, ook dat heb ik mondjesmaat weer bij elkaar weten te scharrelen.

  • Trektocht

    Wat een muzikale trektocht, soms met het vuur uit je sloffen…

    Van de Egmond van mijn vader en een cassetterecordertje naar mijn huidige eigen gitaren, de nieuwste opnametechnieken en – vooral – mijn komend nieuwe studioalbum en After All met Pedlar’s Barrow.

  • Het allermooist

    Maar het allermooist is en blijven de momenten waarop jouw muziek anderen bereikt, live, op cd of als download via de nieuwste oortjes. In een concertzaal, leasebak, op de fiets of middenin het bos, er is altijd wel iemand die luistert.

tot ooit